Dit maakte het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vandaag bekend. Er waren in het tweede kwartaal van 2014 bijna 7,2 miljoen personen die werk hadden van twaalf uur of meer per week. Daarnaast waren er bijna 900 duizend personen die werk hadden voor minder dan twaalf uur per week. Dit is 11 procent van alle werkenden.
Personen met een kleine baan (minder dan 12 uur per week) horen volgens de nationale definitie niet tot de werkzame beroepsbevolking, maar volgens de internationale definitie wel. Deze kleine banen worden steeds vaker door jongeren bezet. In het tweede kwartaal van 2014 was 62 procent van alle personen met een kleine baan 15 tot 25 jaar. In 2004 was dat nog 53 procent. Zij werken vaak als winkelpersoneel of in de bediening in de horeca.
Bijna driekwart van degenen met een kleine baan ambieert ook niet om twaalf uur of meer te werken. Dat komt vooral omdat zij het werk combineren met een opleiding of studie. Onder jongeren is een opleiding in negen op de tien gevallen de belangrijkste reden om niet meer uren te willen werken. Boven de 35 jaar zijn andere redenen het belangrijkst voor het beperkte aantal werkuren. Zorg voor het huishouden is bij zes op de tien 35- tot 45-jarigen de aanleiding. Onder 45- tot 55-jarigen geeft bijna een kwart aan dat ziekte of arbeidsongeschiktheid de reden is. Bij personen van 55 tot 65 jaar is prepensioen of hoge leeftijd de meest voorkomende reden.