Al meer dan vijf jaar publiceert de Tilburger Peter van den Besselaar dagelijks een foto van en over Tilburg op zijn website Tilburg Daily Photo. Waar voorheen veel (hoofd)steden een dagelijkse fotoblogsite kenden, zijn er nu wereldwijd nog maar een paar honderd van over, waaronder New York, Manilla, Parijs en dus Tilburg. In Nederland zijn de dagelijkse fotoblogs van steden op één hand te tellen. Sinds maart 2012 selecteert hij speciaal voor Tilburgers.nl een foto van de week. Zijn motto: “Schôon… voor wie het wil zien. Je moet er soms wat moeite voor doen. Maar: als ge ’t hier niet ziet, ziede ‘t daor ook nie.”
Een stad moet trots kunnen zijn. Toen ik de werkzaamheden van het inschuiven van de tunnel bij het station bekeek, sprak ik mijn ook toekijkende buurman over de ideeën om de Spoorzone en het Van Gend & Loos terrein te vullen. Hij stelde met spijt in de stem vast dat er geen sportpaleis komt. Over het station was hij wel enthousiast : “We zijn de zesde stad van het land. Ik vind het fijn dat we straks een mooi station hebben.”
Hij leek me geen man die het textielmuseum of de Pont bezocht. En ik durfde niet te vragen naar zijn mening over het draaiend huis. Een stad moet trots kunnen zijn, en de een is dat op mooie gebouwen, de ander op een museum of kunst en een derde over unieke winkels.
Een écht goed restaurant, daar worden ook veel mensen enthousiast van. In de Rooi Harten is sinds 5 december restaurant Monarh geopend, een kloosterrestaurant met fraaie welvingen in het plafond. Ik nam Lief en schoonma mee om er te gaan eten. “Het is sjiek eten”, zei mijn schoonma, die gewone kost gewend is, maar van amuse tot dessert álles enorm kan waarderen. Een restaurant met een jonge chef, Paul Kappé, en een jonge maître-sommelier, Marijn Mulders, die hun ambities in het teken stellen om het de gasten naar de zin te maken.
Toen ik net student af voor mijn scriptie een prijs kreeg, ging ik met mijn co-auteur en onze vriendinnen voor het eerst eten bij Cas Spijkers. Het eten was onvergetelijk, maar de zwarte brigade maakte ook indruk. Toen we vanuit de tuin naar het restaurant gingen, namen de obers onze aperitiefglazen witte wijn en sherry uit onze handen aan om gelijktijdig met ons naar binnen te gaan. Een koninklijke behandeling, dat is waar. En als prijswinnaars voelden we ons ook even bijzonder.
Maar ik voel me in luxe restaurants ongemakkelijk bij te veel poeha. Dat gevoel roept Monarh helemaal niet op. Zakenlieden vierden een verjaardag, af en toe luid, en wel op zijn Tilburgs. 🙂 Goed om je thuis te voelen. Hoe het eten was? Uit de kunst. De missionarissen hebben nóóit zo gegeten, zoveel is zeker. Op de foto een welkomsthapje van op twee manieren bereide kabeljauw, met een stukje radijs en een gelei. Héél veel werk voor een hapje dat je in één keer zó in de mond steekt. Maar ik voelde me weer even koninklijk. En ben trots op het restaurant en onze stad.